Dood stille reiger

Hij staat vaak roerloos

langs het oude water

de dode arm van het diep

en wacht naast de visser

hoopt op voorns

Hij weet dat de zilveren vis

voor hem is gevangen

dat hij een stadsvisser

is geworden, zijn evolutie

van slootvogel tot stedeling

Hoog op de poten waadt hij

speer in de aanslag

maar de winter was fataal

het ijs op het zoete water

gaf geen eten meer

Hij bevroor van de honger

alleen de geest waait nog

waar hij woonde